Ging het leven van de mensen tijdens de bezetting normaal door?

Tijdens de bezetting ging het leven gewoon door voor de niet vervolgde groepen. Mensen gingen nog steeds naar hun werk, naar de sportclub en naar het theater. Maar langzaam veranderden er dingen. Zo was de pers niet meer vrij en werden dagelijkse levensbehoeften steeds schaarser. Ook voerde de bezetter allerlei beperkende maatregelen in zoals het persoonsbewijs, de verduistering gedurende de nacht en avond en de avondklok. De bezetting werd voor de Nederlandse bevolking steeds duidelijker merkbaar.

Op alle niveaus werkten mensen door. Daarbij moesten ze soms wel omschakelen, want het Duitse leger was nu een belangrijke opdrachtgever geworden, of men nu wou of niet.

Eten, drinken en een dak boven je hoofd, het zijn de belangrijkste levensbehoeften. Tijdens de oorlog kwamen deze behoeften steeds verder onder druk te staan. Zo ging het voedsel op de bon en ontstond er een circuit van zwarte handel. Vooral in het laatste oorlogsjaar was er veel schaarste op alle gebieden.
 
De Duitse bezetter wou de hele samenleving gelijkschakelen en volgens de beginselen van het nationaalsocialisme inrichten. Dit geldt ook voor de culturele sector.
Niet alle kunst was meer toegestaan, alleen zogenoemde ‘volkseigen’ kunst. De Kultuurkamer moest hierop toezien. Sport kwam in de Tweede Wereldoorlog juist sterk tot bloei: veel mensen zochten afleiding en vonden die op of rond de sportvelden.

Het onderwijs veranderde snel tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zo werd het aantal uren Duits uitgebreid en werden NSB’ers als leraar aangesteld. De meeste scholen bleven in eerste instantie open, maar later in de oorlog sloten veel scholen hun deuren, bijvoorbeeld omdat er geen verwarming meer was.
Joodse kinderen werden langzaam uitgesloten. Eerst werden ze uit hun klas gehaald, op aparte scholen gezet en uiteindelijk afgevoerd naar de concentratie- en vernietigingskampen. Universiteiten bleven ook open, maar in 1943 moesten de studenten een loyaliteitsverklaring aan de bezetter tekenen. Het grotere deel deed dit niet en dook onder. (Door vivian westerweele)